In de loop der jaren heb ik relaties opgebouwd met schapenhouders/-scheerders, waar ik mijn wol vandaan haal.
Het is altijd weer een spannend moment, wat voor mooie vachten zullen het nu zijn?
Aan de kwaliteit van de vacht kun je ook zien hoe het met de gezondheid van het schaap staat.
Verder blijft het altijd weer een verrassing wat de schapenwol onder mijn vingers gaat doen.
Nadat ik de vachten heb gehaald, wacht ik uiteraard op mooi buitenweer.
Als eerste ontdoe ik de vacht van de ergste vieze plukken poep, stro, takjes, etc.
Ik werk ook met bonte vachten. Met deze vachten probeer ik een diversiteit aan kleuren te creëren door één vacht in verschillende kleuren te scheiden. Op die manier verkrijg ik soms wel tot vijf verschillende kleuren van één vacht
Zodra ik tevreden ben ga ik de wol wassen.
Ik vul de kuipen met regenwater en dompel de gesorteerde wol erin (niet teveel tegelijk). De wol moet zichzelf goed kunnen spoelen.
Hierbij gebruik ik een luchtpompje, zodat de bacteriën zelf het werk doen.
Na een paar dagen warm weer is de wol schoon genoeg om verder te kunnen bewerken. Met enige mazzel laat ik het allemaal door de zon drogen.
Hierna ga ik de wol kaarden.
Het kaarden doe ik met een kaardmolen, een soort borstel, waarvan de tanden in elkaar draaien. Met het kaarden haal je als het ware den wolharen uit de klit/knoop. Net als je je eigen haren uit de knoop haalt tijdens het kammen, maar nu wordt dan de schapenwol geborsteld, zodat alle haren één kant op gaan staan.
Als je tijdens het kaarden nog oneffenheden, zoals stro of andere vuiltjes, tegenkomt, haal ik die er dan ook uit.
Als dit proces gedaan is blijft er een mooie lap kaardvlies over.
Met deze lap kaardvlies begint u tijdens de workshop te vilten.
Des te mooier de wol is gekaard/gekamd, des te prettiger is het werken hiermee.
Nadat de wol is gekaard kunt u beginnen met het viltproces.